woensdag 9 december 2015

One size fits all?


Wat zou jij doen met Niels die zijn huiswerk nu alweer niet gemaakt heeft? Wat zou jij doen met klas 2B die niet luistert terwijl ik de les wil beginnen? Wat zou jij doen met Noa die gespiekt heeft? Wat zou jij doen... Deze vraag wordt op school steeds vaker gesteld.

Dat de vraag gesteld wordt is een goed teken. We zijn op school met elkaar in gesprek over onderwijs, we delen visies en praktische tools voor in de les en dat is een goede zaak. Ik merk aan mezelf alleen dat ik het steeds lastiger vind om direct een antwoord te hebben. Wanneer in de docentenkamer om raad gevraagd wordt merk je dat er verschillende manieren zijn waarmee met situaties wordt omgegaan. Sommige docenten reageren direct en hebben voor iedere situatie een pasklare oplossing in de aanbieding. Niels heeft zijn huiswerk niet gemaakt, dus volgt er straf. Klas 2B luistert niet, dan stuur je de grootste raddraaiers eruit. Noa spiekte, dus dat is een één voor haar toets. Als dit, dan dat. Altijd.

Afgelopen week was er een kleine vechtpartij in mijn mentorklas. De als dit, dan dat reactie had waarschijnlijk op flinke straffen uitgekomen. Kort door de bocht, maar vooral schadelijk voor mijn relatie met de leerlingen. In het gesprek met de jongens bleek dat zij allemaal begrepen dat het om een uit de hand gelopen grapje ging. De drie jongens hebben elkaar op onze school leren kennen en zijn goede vrienden geworden dit jaar, Eén van hen is echter op de basisschool flink gepest en reageerde nu wat heftig op, zoals de jongens het omschreven, eigenlijk best wel vervelende grapjes. Het mondde uit in een kleine vechtpartij, die op het schoolplein snel gestopt door onze conciërge. Tijdens het gesprek dat ik met de jongens voerde rolden de tranen over de wangen en groeide het begrip voor elkaar. De volgende pauze liepen ze weer als drie goede vrienden over het plein. Volgens mij is zoiets veel waardevoller dan welke straf dan ook.

Ik krijg steeds meer moeite met het vinden van een antwoord op de vraag wat ik zou doen als... In het onderwijs zijn er zoveel factoren van invloed op alle dingen die tegelijkertijd gebeuren in een les, dat het geven van een als dit, dan dat reactie niet past. De drie voorbeelden van Niels, klas 2B en Noa komen uit de afgelopen week, de antwoorden hoorde ik ook. Ik vraag me dan alleen af waarom Niels zijn huiswerk niet maakt, wat het is waarom klas 2B niet wil luisteren en waarom Noa een uitvlucht zoekt in spieken. Zeker weten wat te doen, in alle situaties, is een illusie. Door met leerlingen in gesprek te gaan valt er meer te bereiken dan simpel een one size fits all oplossing te kiezen.

Foto: https://www.flickr.com/photos/sooperkuh/358241806 

woensdag 25 november 2015

Toetsen: sluipmoordenaar van het leren

Toetsing is op veel scholen een aandachtspunt en is ook regelmatig onderwerp van gesprek met leerlingen en ouders. Het draait dan met name om de cijfers. Maar hoe belangrijk is toetsing eigenlijk? Hechten we niet veel teveel belang aan toetsing? 
Ik kende Eric Mazur als wegbereider van peer instruction, maar afgelopen week stuitte ik op een ander aspect waar hij zich mee bezig houdt: assessment. In deze Harvard lecture, inmiddels alweer twee jaar oude lezing, stelt Mazur dat toetsing een sluipmoordenaar is die het gemunt heeft op leren. We doen tijdens toetsen even alsof de wereld om ons heen niet bestaat. We denken daarna de wereld te kunnen vatten in een cijfer. Mazur geeft een mooie inkijk in de effecten die toetsing volgens hem hebben op de wereld:

 

donderdag 19 november 2015

Leren centraal, niet dat cijfer!

Het is inmiddels alweer een hele tijd geleden dat ik de Britse documentaire The Classroom Experiment zag. In deze tweedelige documentaire gaat professor Dylan Wiliam aan de slag op een zwak presterende Britse school. De betrokkenheid van leerlingen bij hun leerproces moest omhoog en Wiliam pakte dit met diverse praktische technieken aan. De documentaire inspireerde me en zette me aan het denken over mijn eigen lesgeven.

Wat mij in de documentaire het meest aansprak was de manier van omgaan met toetsen. Veelal zijn leerlingen gericht op het halen van goede resultaten. Goede resultaten laten we zien in de vorm van een cijfer. Wanneer er echter een cijfer boven staat gaat het leerlingen niet meer om de goede antwoorden, maar om het behaalde cijfer. Dit wordt in The Classroom Experiment aangepakt door op de toetsen feedback te geven op de antwoorden, maar de cijfers weg te laten. Volgens Wiliam moet het gaan om leren, niet alleen het cijfer.

Ik merk op school dat de nadruk bij leerlingen, maar ook bij ouders en docenten, sterk ligt op het halen van goede cijfers. De inhoud van de vakken staat veel minder centraal dan de cijfers die leerlingen halen. Bij het bespreken van toetsen gaat het bijvoorbeeld over wel of niet toegekende punten, maar niet om de vakinhoud. Leerlingen die een voldoende behaald hebben zijn soms totaal niet geïnteresseerd in het bespreken van de toets, want de voldoende is toch al binnen.

Vanaf vorig jaar ben ik in de brugklas afgestapt van de overmatige cijferproductie. Ik ben alleen niet minder gaan toetsen. Iedere les toets ik op verschillende manieren of leerlingen de stof begrepen hebben, ik hang er alleen geen cijfer aan. Dit zorgt, net als in The Classroom Experiment te zien is, ook voor wat opschudding. De gewenning aan veel cijfers zit er nog goed in. Toch zijn de resultaten van de leerlingen prima en merk ik in de klas dat leerlingen vertrouwen krijgen in zichzelf en fouten durven maken. De nadruk ligt niet meer op het cijfer, maar op de beheersing van de leerstof en dat scheelt stress bij leerlingen.

Door formatieve toetsing structureel in te zetten krijgen leerlingen regelmatiger inzicht in wat zij wel en niet beheersen, zonder dat ze bang hoeven te zijn voor een slecht cijfer. Via de Onderwijspioniers heb ik ruimte gekregen om formatieve toetsing op mijn school meer onder de aandacht te brengen. Formatieve toetsing vergt van docenten dat zij het heilige cijfer wat meer los durven laten. Ik hoop dat meer docenten deze stap durven zetten!

 


zaterdag 3 oktober 2015

Just Listen

Dat leerlingen prima aan kunnen geven wat zij denken over onderwijs wist ik al. Vaak vergeten we echter om ze te betrekken bij alle plannen die we over ze uitstorten.
Dat YouTube een grote verzamelbak van inspirerende filmpjes was wist ik ook al. Maar vanochtend ontdekte ik weer een nieuw hoekje van de grote wereld van YouTube. Het kanaal Just Listen: Youth Talk About Learning biedt een enorme collectie korte filmpjes aan waarin leerlingen praten over leren. Filmpjes duren ongeveer een minuut en geven kort aan hoe iemand denkt over een bepaald onderwerp. Bijvoorbeeld de twee filmpjes hieronder waarin het belang van oefenen en uitdaging besproken worden.
Weer een mooi kanaal waar iedereen die betrokken is bij het onderwijs zich wel even zoet mee kan houden!




zondag 27 september 2015

Wat doen we onze leerlingen toch aan...

“Lisette is echt een hele leuke meid, werkt hard en stelt echt goede vragen als ze iets niet snapt. Alleen had ze wel een 3 voor haar toets en moest ze enorm huilen toen ze dat hoorde.” Het schooljaar is weer begonnen, en daarmee ook het labelen van leerlingen met cijfertjes… Af en toe vraag ik me af wat we kinderen aandoen…

Het voorbeeld van Lisette is afkomstig van een lerares wiskunde bij ons op school. Lisette is een leergierige brugklasser die graag alles zo goed mogelijk wil doen en erg gemotiveerd aan het schooljaar begonnen is. De gemotiveerde en hard werkende Lisette krijgt meteen het deksel op haar neus bij het allereerste toetsje van het schooljaar. Het was maar een klein toetsje en telt nauwelijks mee, maar dat kon het verdriet van Lisette niet verhelpen…

Helaas staat het voorbeeld van een huilende Lisette niet op zichzelf. Tegenwoordig willen we in de maatschappij graag harde cijfers hebben om ons oordeel op te baseren. Die harde cijfers hebben we in het onderwijs ook, bij Lisette kwam de 3 keihard aan! Cijfers zijn keihard voor leerlingen. Een onvoldoende raakt iedere leerling, een 8 of hoger tovert vaak een grote glimlach op het gelaat.
Toen ik later met Lisette sprak wist zij echt wel dat het toetsje wiskunde haar niet goed af gegaan was. Het cijfer viel erg laag uit en raakte meteen een gevoelige snaar. Op de basisschool was een onvoldoende vrijwel nooit voorgekomen en nu op de allereerste toets al zo’n laag cijfer… Het kostte haar, enkele dagen na het cijfer, nog zichtbaar moeite om de tranen te bedwingen.

In het onderwijs zijn cijfers al zo normaal geworden, dat we doen alsof iedereen daar maar tegen moet kunnen. Maar het kan toch niet zo zijn dat het cijfer belangrijker geworden is dan dat wat geleerd wordt? Leerlingen zijn op zoek naar voldoendes, niet naar beheersing van leerdoelen. Bij het bespreken van toetsen gaat het niet meer om wat er beter gedaan had kunnen worden, maar staat de vraag “waarom heb ik daar geen punten voor?” centraal…

Als er een cijfer boven een toetsblaadje staat is dat ene getal belangrijker geworden dan alles wat er verder op dat blaadje staat. Het cijfer veroorzaakt een tunnelvisie richting 6 of hoger. Dat er ook na het bereiken van de magische 6 nog mogelijkheden tot verbetering zijn is ineens een stuk minder interessant geworden. De tunnelvisie bestaat en wordt in stand gehouden door alle docenten die op volle kracht bezig blijven met het produceren van een enorme berg cijfers gedurende het schooljaar.

Lisette wilde graag weten wat ze kon verbeteren. Volgens mij is daar helemaal geen cijfer voor nodig. Toetsen van leerlingen is prima, maar goede feedback op de prestatie is essentieel. Feedback moet leerlingen aan het denken zetten en de leerlingen verder helpen. Het cijfer blokkeerde dat voor Lisette. Onze leerlingen verdienen toch veel meer dan alleen de harde cijfers

zondag 28 juni 2015

Zwemles en het gesprek met je kind

Mijn zoon mocht vanmiddag proefzwemmen. De week voor het diplomazwemmen mogen de kinderen nog één laatste test doen voordat ze af mogen zwemmen. Al bij de ingang van het zwembad was het enorm druk. Ouders die daar gespannen met hun kind stonden te wachten tot ze eindelijk naar binnen mochten. "Ben je zenuwachtig?" werd er regelmatig gevraagd. De zenuwen waren van menig kindergezicht, maar meer nog van oudergezichten, af te lezen. Mijn zoon vond het eigenlijk vooral leuk om samen met een klasgenootje, die in een andere groep zwemlessen volgt, te kunnen zwemmen. Dat van dit halve uurtje zwemmen een diploma afhangt, daar heb ik hem niet over gehoord.

Ik kan me van het diplomazwemmen uit mijn tijd niet meer zoveel herinneren. Volgens mij hadden we toen nog geen proefzwemmen én diplomazwemmen een week na elkaar, maar ik kan het mis hebben. Wat ik me nog wel kan herinneren van zwemles, is dat ik het verschrikkelijk vond. Ik ben nog steeds geen waterrat, maar heb het toch gepresteerd mijn diploma's te bemachtigen. Wij zwommen in een buitenbad, ook als het wat frisser was. Ik was was eigenwijs en dat heeft niet geholpen om met de enigszins autoritaire juf een band op te bouwen...

Een aantal maanden geleden begonnen we met onze zoon ook aan het avontuur dat zwemles heet. Het eigenwijze zal hij ongetwijfeld overgenomen hebben van zijn vader, want ook bij mijn zoon ging het niet vlekkeloos. Spelen in het water vond hij prima, maar dat hij tijdens de zwemles ook allerlei andere dingen moest doen... "Ik ga helemaal niet luisteren, want ik wil gewoon niet zwemmen," vertelde hij de juf eens. Na een goed gesprek thuis is dat allemaal weer goed gekomen en nu is hij het zelfs leuk gaan vinden. Hij bleek de dingen die hij nog niet zo goed kon eigenlijk helemaal niet te willen doen. Alleen doen wat hij al kon, dat is toch veel leuker! Toen we met hem bespraken dat het eigenlijk wel heel stoer was om ook nieuwe dingen te leren pakte hij die handschoen op.

Het proefzwemmen en de ontwikkeling die mijn zoon gemaakt heeft herinnerde me aan een gesprek dat ik een tijd geleden met een leerling en zijn moeder op school had. Bryan blonk op school niet uit met zijn werkhouding, cijfers zagen er niet uit, hij kwam regelmatig te laat en vergat zeer regelmatig zijn spullen. Het leek Bryan allemaal weinig te interesseren. Bryan zit in een havo klas, maar wil eigenlijk naar de mavo "want dat is toch veel makkelijker." In gesprekken die ik met Bryan voerde kwamen we niet veel verder dan dat hij gewoon "geen zin" heeft. Op de vragen wat hij dan wel interessant vond kreeg ik slechts een lange stilte, gevolgd door wat schouder ophalen en een kort antwoord: "Weet ik niet." Bryan liep wel eens met z'n hond, dat vond hij wel leuk maar ook weer niet geweldig. Bryan vond gym eigenlijk ook maar niets, was niet creatief en wilde liefst niets met muziek te maken hebben. Gamen deed hij niet, alleen een beetje tv kijken.

Na een aantal gesprekken gevoerd te hebben met Bryan leek het me verstandig toch eens met de ouders te gaan praten. Hoe kijken zij aan tegen het gebrek aan motivatie bij Bryan? Wat zouden we samen kunnen doen om hem tegemoet te komen en in beweging te krijgen? Moeder had daar wel een verklaring voor. "Ik vond school vroeger ook gewoon hel, dus ik snap het wel," zei moeder in het gesprek waar haar zoon ook bij aanwezig was. De herinneringen die moeder met zich meedroeg waren duidelijk geen positieve, desondanks vond ze dat haar zoon het wel beter moest doen. Die moest gewoon harder werken, dan komt alles wel goed. De blik van Bryan sprak boekdelen, hij had nog steeds geen zin.

Het gesprek met Bryan en zijn moeder staat niet op zichzelf. Regelmatig hoor je in gesprekken dat moeder vroeger ook al slecht was in Engels/wiskunde/Duits/...(vul maar in) en dat je dit nu ook bij zoon of dochter ziet in de cijfers. De ervaring van ouders vormt dan een verklaring voor de problemen waar het kind tegen aan loopt. Ik vraag me bij zulke gesprekken wel eens af wat het doet met een kind om te horen dat vader of moeder ook slecht waren in dezelfde dingen. Bieden we ze daarmee niet een geweldig excuus om te accepteren dat het niet goed gaat? Komen we daarmee niet veel te snel terecht in de fixed mindset: ik kan dit niet, want vader/moeder kon dit ook al niet?

Mijn zoon heeft geen idee van de moeite die ik vroeger gehad heb om mijn zwemdiploma's te behalen. Zelfs bij zijn opstartproblemen met zwemles vond ik het niet nodig om dit met hem te delen. Mijn ervaringen zijn niet zijn ervaringen, dat is duidelijk te zien in het plezier dat hij nu heeft bij de zwemles. Ik juich eerlijkheid toe, maar er zijn momenten waarop het niet handig is om je kind alles mee te geven. De invloed van volwassenen op het kind is groot, laten we ons daar allemaal van bewust zijn. Wat vertel je aan je kinderen over jouw ervaringen?

vrijdag 22 mei 2015

Hoe ga jij om met pesten?

Twee meisjes op het toilet, telefoon in de hand en druk pratend over van alles en nog wat. Die is stom, die is lelijk, die is fantastisch. Maar één naam komt iedere keer terug, niet zo positief... Mila is maar stom, denkt alleen aan de cavia, stinkt, etc. Later wanneer Mila door de school loopt wordt ze ontweken door de anderen, aangestaard en uitgelachen.

Theatergroep PlayBack laat door het spelen van een verhaal zien hoe pesten werkt. Situaties die zich dagelijks in de praktijk voordoen. Een grapje maken over iemand, anderen die daar een schepje bovenop doen. De leerlingen hebben het eerste uur vol aandacht gekeken naar de voorstelling, maar in het tweede uur wordt er meer van ze gevraagd. De drie acteurs betrekken nu juist de groep bij de voorstelling en gaan het gesprek aan. Wat heb je gezien? Komt dit bekend voor? Wat zou jij doen? Confronterende vragen die leerlingen uitlokken om mee te doen. Hoe ga jij om met pesten, werd er heel direct gevraagd aan de leerlingen.

Wanneer er suggesties komen uit de groep om dingen anders aan te pakken, of wanneer er opmerkingen gemaakt worden over één van de karakters uit de voorstelling, reageren de acteurs daarop alsof zij nog in hun rol zitten. De meisjes vinden Mila toch gewoon stom, en wat zij bespraken was toch ook gewoon grappig? Leerlingen worden op deze manier duidelijk geconfronteerd met de effecten van gedrag op anderen.

Er wordt gevraagd naar oplossingen die de groep zou kunnen bedenken. Twee jongens hebben een idee voor een oplossing. Zij worden gevraagd een gedeelte van de scene mee te spelen. Dit begint wat onwennig, maar al snel komen ze in hun rol. Ze staan nu midden in een gesprek waarin nagepraat wordt over het schoolfeest, maar waarin het al snel gaat over een stinkende, lelijke klasgenoot. De jongens proberen grappen hierover terug te spelen naar het 'stoere' meisje in de scene, die hierdoor snel afdruipt. Samen kon er opgestaan worden tegen de pester en werd de gepeste klasgenoot zelfs in het gesprek opgenomen.

De interventie uit de klas werd daarna besproken met de groep. Wat hebben we gezien? Wat werkte er in deze situatie? Zou je dat in de praktijk ook zo doen? Of juist anders? Het gesprek kreeg een mooie wending doordat er met elkaar bepaald werd dat iedereen eigenlijk gewoon zichzelf zou moeten kunnen zijn. Dat iedereen zich bewust moet zijn van de effecten van een grapje of opmerking die even snel gemaakt wordt.

Gedurende de nabespreking worden de leerlingen voortdurend uitgedaagd om mee te denken, ervaringen te delen en oplossingen aan te dragen. De leerlingen worden heel direct geconfronteerd met herkenbare situaties. Ik vond het prettig om bij de nabespreking met mijn eigen mentorklas aanwezig te zijn. Het was mooi om te horen met welke oplossingen en meningen ze naar voren kwamen. Ik ben heel benieuwd hoe een voorstelling als deze werkt in een groep waarin veel gepest wordt. Lukt het dan ook om een gesprek in alle openheid met elkaar te voeren? Gelukkig was dit in deze groep niet aan de orde, maar tegelijkertijd zijn er wel een paar oogjes open gegaan. Bewustwording van de effecten van de eigen opmerkingen, grappen en het eigen gedrag is volgens mij een eerste, maar heel belangrijke stap die gezet moet worden naar een prettige, veilige sfeer waarin niet gepest wordt.

http://www.tgplayback.nl/

woensdag 22 april 2015

"Ik kan dit gewoon niet..."

Begin dit schooljaar vroeg ik Koen te vertellen waarover een stukje tekst ging. Zijn antwoord is me nog steeds bijgebleven. In plaats van te vertellen over het stukje tekst dat Koen net gelezen had zei hij: "Ik ben slecht ik begrijpend lezen, dus ik weet het niet." Koen had ergens gehoord dat begrijpend lezen lastig voor hem was en gebruikte dit nu als een schild om geen antwoord te geven op de vraag. Toen ik doorvroeg over het stukje tekst wist Koen wel degelijk meer over deze tekst te vertellen dan dat hij slecht was in begrijpend lezen.

Natuurlijk is het heel goed om te beseffen in welke zaken we goed zijn en waarin juist iets minder goed. Dan worden dit aandachtspunten om mee aan de slag te gaan. Maar wanneer we labels gebruiken als schild en excuus om dingen niet te kunnen, dus ook niet te proberen, gaat het fout. Koen zat in wat Karel Dweck omschrijft als een fixed mindset. Koen kan iets niet, daar heeft hij zijn verklaring voor en het gaat ook niet beter worden. Ik kan dit gewoon niet...

Ik ben met Koen aan de slag gegaan en hebben we vooral gewerkt aan wat meer zelfvertrouwen. Koen was slecht in geschiedenis, naar eigen zeggen omdat hij moeite had met begrijpend lezen. Inmiddels heeft Koen door dat begrijpend lezen belangrijk is, maar dat hij hiermee kan oefenen. Hij heeft bijvoorbeeld geleerd om te vragen naar betekenissen van woorden in plaats van het op te geven als iets hem niet meer bekend voorkwam. Het gaat nu goed met Koen, maar dat heeft wel even wat tijd gekost.

Het benoemen van de ontwikkelpunten van leerlingen is prima, maar laten we er wel voor oppassen hoe we dit doen. Door het plakken van labeltjes kan dit als ee excuus gezien gaan worden om dingen niet te kunnen. Een exuus ook om het daarna vooral niet meer te proberen. Het is Koen gelukt om te werken aan zijn vertrouwen en zijn excuus om te zetten in actie, maar dat duurde wel eventjes. Het opplakken van een labeltje is zo gebeurd, het losweken ervan gaat vaak veel meer tijd in zitten...

 

zondag 5 april 2015

The First Grader

De titel van de film doet vermoeden dat de film gaat over een kind dat voor het eerst naar school gaat. De film gaat echter niet over een kind dat voor het eerst naar school gaat, maar over een oude man van 84 die voor het eerst naar school gaat! Maruge heeft nooit onderwijs genoten en wanneer hij op de radio hoort dat de regering voor iedereen onderwijs wil verzorgen meldt hij zich bij een school in zijn omgeving. Maruge wordt in eerste instantie geweigerd bij de school, maar hij houdt vol en wordt uiteindelijk toegelaten.

De film brengt mooi in beeld hoe enthousiast de kinderen zijn, maar ook hoe er gebrek is aan middelen om het onderwijs te kunnen verzorgen. Gebrek aan lesmateriaal, gebrek aan tafeltjes. Ondanks de gebreken wordt er enthousiast mee gedaan in de lessen. Ook door Maruge, hoewel hij een opvallende verschijning is in de klas. In de eerste les heeft Maruge nog geen idee hoe hij een potlood vast moet houden, maar vol begrip wordt hem dit bijgebracht en leert hij hoe dit moet. De film vertelt ook het verhaal van een verscheurd land, vol oude problemen. Maruge is een MauMau, die zwaar aangepakt is door de Britse regering toen zij in opstand kwamen. Af en toe flitsen er beelden voorbij die de verschrikkelijke herinneringen van Maruge laten zien. Ook blijkt er nog steeds sprake te zijn van een stammenstrijd in Kenia, hoewel dit eigenlijk al achter de rug had moeten zijn. Ondanks alle problemen houdt Maruge vol en wil hij koste wat kost leren lezen en schrijven.

De film laat mooi zien wat je kunt bereiken als je heel gemotiveerd bent, maar geeft hiervan wel een realistisch beeld. Maruge heeft moeite om echt goed te kunnen lezen, wordt daar wel beter in maar loopt toch tegen grenzen aan. Onderwijs zou er voor iedereen moeten zijn, maar dat is helaas niet overal in de wereld het geval. Dat is iets dat wij hier toch wel eens vergeten. In 2009 overleed Maruge, waarschijnlijk op 89 jarige leeftijd. Over zijn laatste jaren waarin hij voor het eerst in zijn leven naar school ging werd in 2011 deze film gemaakt, die zeker een aanrader is!

maandag 30 maart 2015

Hoe overleef ik een uurtje surveilleren?

Je kijkt op je horloge, nog 90 minuten en dan zit deze toets er weer op. Nog 90 minuten kijken naar leerlingen die harder werken dan jij. Wetende dat het werk voor jou daarna wel komt. Er zijn nog maar tien minuten voorbij en nu verveel je je al... Dat wordt een lange zit...
Voor veel docenten zal bovenstaande situatie bekend voorkomen. De toetsduur verschilt wellicht, maar dat doet er niet echt toe. Hoe gaan we om met deze langzaam wegtikkende minuten? Op vrijwel alle scholen is er een protocol waarin staat dat docenten op moeten letten en vooral geen andere werkzaamheden mogen verrichten tijdens de surveillance. Dit kan storend zijn voor de leerlingen, maar tijdens de werkzaamheden kunnen de leerlingen wellicht ook illegale dingen doen die wij moeten voorkomen. Uiteraard is goed toezicht bij een toets belangrijk, maar beschikt iedereen wel over de zen-mind die nodig is om 100 minuten lang stil te zitten?
Een collega vertelde dat hij het surveilleren juist heerlijk vond. Deze collega is een yoga beoefenaar die de tijd in de toetszaal benut om ademhalingsoefeningen te doen en tot rust te komen. Een waardevolle tip, die ik ook geprobeerd heb.

Een tijdje geleden stuitte ik op het boek 3000 jaar denkers over onderwijs. Een mooie verzameling van waardevolle quotes over onderwijs, voorzien van mooie inleidingen door vooraanstaande onderwijsmensen als o.a. Gert Biesta en Luc Stevens. Deze inleidingen zijn zeer de moeite waard en vormen de kapstok waaraan de latere quotes opgehangen kunnen worden. Toch zijn het juist die quotes die ik gebruikt heb tijdens de toetsweek. Door voorafgaand aan de toets vijf minuten in het boek te bladeren en wat willekeurige quotes te lezen heb ik mezelf genoeg stof tot nadenken verschaft om me een tijdje bezig te houden. De lange surveillance momenten kunnen hierdoor mooi opgevuld worden. Daarnaast is het boek een hele mooie verzameling die je op ieder moment kunt raadplegen wanneer je aan het denken gezet wilt worden!
Vijf minuten bladeren in 3000 jaar denkers over onderwijs voorafgaand aan een uur surveillance en je zult zeker iets te doen hebben tijdens de saaie, langzaam wegtikkende minuten in de toetszaal!



zondag 29 maart 2015

Op zoek naar de juiste opstelling

Nederland bestaat uit 15 miljoen bondscoaches, die allemaal weten wat de juiste opstelling is. Ook ik ben daar eentje van. Toch is het soms verdraaid lastig om de juiste opstelling neer te zetten, niet op het veld maar in mijn lokaal. Op het veld weet je dat het er altijd elf zullen zijn, in ieder geval bij aanvang van de wedstrijd. In mijn lokaal varieert dat, groepen van twintig opgevolgd door een groep van dertig of soms nog net wat groter dan dat...
Lopende door de school spiek ik af en toe eens bij collega's. Hoe pakken zij dat aan? Hoe staan de tafels daar? Er worden bij ons op school meer dan tien verschillende vakken gegeven, door ongeveer zestig verschillende docenten. Toch zie je dat niet af aan de lokalen. Afgezien van wat andere posters aan de muren ziet vrijwel de gehele school er hetzelfde uit. Slechts de lokalen voor beeldende vorming en een enkel 'normaal' lokaal zien er wat anders uit. Strakke rijtjes, gericht naar het bord, lokaal na lokaal hetzelfde.
Zo'n omgeving komt op mij wenig inspirerend over. daarnaast heb ik last van gemaktzuch, dus wanneer er niets verandert doe ik gewoon wat ik gewend ben. Staat een lokaal in rijtjes, klets ik gerust een heel uur vol met de leerlingen. Niet dat dit altijd heel effectief is, maar het gebeurt. Daarom ben ik de afgelopen jaren een beetje aan het experimenteren geweest met mijn opstelling. Zoeken naar datgene wat werk, in mijn situatie, voor de doelen die ik gesteld heb. Ook de aard van de vakken kan uitmaken wat de beste opstelling is. Ik wil een lokaal waarin meerdere vormen van onderwijs plaats kunnen vinden: een ruimte om te presenteren, om rustig te kunnen werken maar ook om leerlingen in interactie met elkaar zich de stof eigen te kunnen laten maken.
Interactie tussen leerlingen stimuleren doe je niet in een lokaal waarin alles netjes in rijtjes staat, gericht op een docent. De rijtjes verdwenen dus al snel uit het lokaal. Maar wat is dan de ideale groepsgrootte? Ik heb rustig geëxperimenteerd met groepen van vier, zes en acht. Tot ik op het idee kwam om niet alle groepen even groot te laten zijn. Er staan nu dus twee groepen van zes in het lokaal en daarnaast groepen van drie. Ik merkte dat in groepen van drie de interactie vlotter verliep dan in grotere groepen.
Waarom dan toch die twee groepen van zes? Dit zijn de twee tafels waarmee ik nauwer samenwerk en meer ondersteuning kan bieden aan een groepje leerlingen die dit nodig hebben. Op deze manier wordt het door de opstelling van het lokaal ook mogelijk om te differentiëren. Kun je dit al zelfstandig, ga dan in een groepje van drie zitten. Heb je meer hulp nodig, kom dan in een grotere groep zitten. Dit werkt heel goed, en leerlingen geven zelf prima aan wat ze moeilijk vinden en waarvan ze denken dit al zelf te kunnen. Het is slechts in een paar gevallen voorgekomen dat leerlingen toch achteraan gingen zitten terwijl ik eigenlijk al wist dat ze meer hulp nodig hadden. Dit bespreek ik dan ook met ze. Het is ook voorgekomen dat een leerling vroeg om een tafel apart te mogne zetten om even alleen te werken. Prima, als dat is wat ze nodig hebben!
Leerlingen merken meteen wanneer er iets veranderd is en hebben hier ook zo hun mening over. In eerste instantie stonden alle groepen zo opgesteld dat het bord zichtbaar was. Dit beperkte echter de bewegingsruimte in het lokaal. Daarom staan sommige groepen van drie nu tegen de muur aan, waardoor er één leerling met z'n rug naar het bord zit. "Maar meneer, dat is echt enorm onhandig." Klaagde een leerling. Dat klopt. Precies dat onhandige is wat ik nodig heb om eraan herinnerd te worden dat ik dus niet de hele les voor dat bord tegen een klas moet gaan staan praten. Het zorgt ervoor dat ik mijn instructie kort en bondig maak en daarna de interactie tussen leerlingen stimuleer.
Net zoals er 15 miljoen bondscoaches zijn die allemaal een eigen kijk hebben op het beste Nederlands elftal zijn er genoeg verschillende visies op de beste opstelling in een lokaal. Belangrijk is om zelf je doelen in de gaten te houden en recht te doen aan wat je leerlingen nodig hebben. Dé toverformule is ook hier nog niet gevonden!

zaterdag 28 maart 2015

Won't Back Down

Wat doe je wanneer de school waar je dochter op zit niet voldoet? De zwakke docenten die er lesgeven hebben 'tenure' en kunnen door de grote invloed van de vakbonden vrijwel niet ontslagen worden terwijl zij eigenlijk niet functioneren. Met deze vraag worstelde Jamie Fitzpatrick, de moeder van Malia, in de film Won't Back Down.

De film begint met een aangrijpende scene waarin Malia haar best doet om een regel tekst van het bord te lezen. Malia heeft hier moeite mee, maar doet haar best. Om haar heen zitten kinderen ongeïnteresseerd in de bankjes, bezig met andere dingen en Malia vinden ze maar dom. De docent zit er net zo ongeïnteresseerd bij. Doet geen moeite om Malia te helpen.

Het schoolsysteem faalt, maar toch gaat het rustig door… Om Malia op een andere, betere school te krijgen moet ze ingeschreven worden voor een loting. Drie plekken zijn er voor talloze kinderen. Drie gelukkigen en veel kinderen die verder moeten op de school waar ze hun tijd doorbrengen.

Bij de loting loopt Jamie een lerares tegen het lijf die haar zoon ook op de beter bekend staande Rosa Parks Elementary probeert te krijgen. Beide moeders zijn teleurgesteld, en vinden elkaar uiteindelijk in hun strijd om beter onderwijs. Nona, de lerares, komt in gesprek met Jamie tot de conclusie dat het beter moet op Adams elementary en besluit de schouders eronder te zetten.

Dan begint de strijd om beter onderwijs op deze school. Het systeem is gericht op ontmoediging, telkens zijn er procedures waarin ze verzeild raken. Maar zoals de titel van de film al doet vermoeden deinzen ze hiervoor niet terug. Er wordt een plan opgesteld om de school te verbeteren, maar daarvoor is steun nodig en dat is nog geen gemakkelijke opgave.

De belangrijkste verbetering volgens Nona zit hem in de houding van de leraren ten opzichte van hun leerlingen. "Hogere verwachtingen" geeft ze als antwoord op de vraag wat er moet verbeteren. Na het uitspreken van deze wens gaat Nona er volledig voor om het onderwijs te verbeteren. De strijd gaat voort om steun te krijgen.

De film laat vooral de strijd van een moeder zien die het beste onderwijs voor haar dochter wil. Er is in de film twijfel te zien bij leraren. Twijfel over de baangarantie en het vasthouden aan vakbondsgaranties of volledig inzetten voor goed onderwijs. Deze twijfel en strijd is aardig in beeld gebracht, maar de film kent wel een behoorlijk voorspelbaar verloop. Uiteraard eindigt de film met een scene die behoorlijk lijkt op de openingsscene.